Vanaf 2035 gaat de A10 Zuid midden in Zuidas ondergronds, tussen alle gebouwen en station Amsterdam Zuid in. Een keur aan technische installaties leidt u dan veilig naar het licht aan het einde van deze A10-tunnel – ook als het een keer misgaat.

Waar?
Over een aantal jaren rijden dagelijks zo’n tienduizend weggebruikers per uur door de A10-tunnel aan de zuidkant van Amsterdam. Mocht dat spaak lopen door bijvoorbeeld een aanrijding, dan zien we de tunnel ineens voor wat het in de kern is: een ondergrondse betonnen koker waar het daglicht amper binnenkomt. In beide gevallen is veel techniek nodig, van duizenden ledlampen tot een zogeheten ‘Uninterruptible Power Supply’. Met twee experts van het ontwerpteam van Zuidasdok en aannemer VolkerWessels maken we een denkbeeldige wandeling langs de installaties. Ronald Mante van Zuidasdok gaat verrassend van start: ‘Qua techniek is het eigenlijk een huis-tuin-en-keukentunnel.’
Opbouw tunnel
In beide rijrichtingen bestaat de tunnel straks uit een tunnelbuis voor doorgaand verkeer (vier rijstroken) en een buis voor bestemmingsverkeer (twee rijstroken). Daartussenin bevindt zich een vluchtgang, met daarbovenop een dienstgang waarin tal van kabels, leidingen en installaties zijn weggewerkt.
Geen verrassingen…
Dat is geen toeval, want de A10-tunnel wordt gebouwd volgens de Landelijke Tunnelstandaard. Het is een duizenden pagina’s tellend document van Rijkswaterstaat op basis waarvan iedere Nederlandse tunnel in gebruik wordt genomen: van materiaalkeuze en afmetingen voor de bouw, en protocollen om incidenten af te wikkelen, tot trainingen voor het dienstdoende personeel. Mante: ‘Door die standaardisatie worden de tunnels veiliger, het beheer goedkoper en de processen betrouwbaarder.’
…wel veel werk
Toch is er volgens collega Peter van Velden van VolkerWessels nog genoeg te doen. Zo doorloopt hun inmiddels 40 mensen tellende team nog steeds de volledige ontwerpcyclus. ‘Het gros van de pakweg 50 installaties is gericht op veiligheid. Allereerst bepalen we de technische structuur waarin de verschillende installaties worden ondergebracht; willen we één systeem voor alle functionaliteiten, of toch aparte installaties zoals je vroeger, vóór de smartphone, een telefoon, een rekenmachine en een agenda had? Als het systeem duidelijk is, dan leggen we in het definitief ontwerp vast welke installaties nodig zijn. Tot slot volgt een uitvoeringsontwerp, met merk en uitvoering van de installaties en de leveranciers, maar ook de instructies voor de montage en zelfs hoe in de toekomst het onderhoud plaats moet vinden. Dan kunnen we bouwen.’
Licht en lucht
Van Velden: ‘Om de tunnel goed te verlichten, komen er in totaal ongeveer 2250 armaturen voor beide tunnels, die het licht automatisch afstemmen op de hoeveelheid daglicht. Licht is van harte welkom, uitlaatgassen zijn dat niet. Daarvoor worden ventilatoren geplaatst bij de ingang van de tunnel, die de CO2 met de rijrichting mee de tunnel uitblazen. Van Velden: ‘Een adaptief systeem schroeft de kracht van de ventilatoren op als het CO2-gehalte en het zicht in de tunnel te hoog wordt en minder wordt.’
Zuidwestenwind
Dat is vooral voor de tunnel aan de noordkant van station Amsterdam Zuid van belang. Daar blaast de overheersende zuidwestenwind zo de tunnel in – tegen de rijrichting en de ventilatierichting in. ‘De systemen meten daarom voortdurend de windsterkte, waarmee je kunt berekenen hoeveel lucht moet worden verplaatst voor het zichtniveau. Ook dat gaat automatisch.’
Brand!
Die ventilatoren blazen dus met de rijrichting mee. Als een voertuig namelijk onverhoopt in brand vliegt, dan wil je volgens Mante dat de zwarte rook wegblijft van de file die daarachter ontstaat. ‘Verstikking is de belangrijkste oorzaak van slachtoffers bij een tunnelbrand.’ En als een brand ontstaat in een file, dan leiden borden, omroepberichten en groene contourverlichting naar de deuren van de naastgelegen vluchtgang. ‘Om die rookvrij te houden, hanteren we in de vluchtgang een hogere luchtdruk dan in de buis met de brand, waar de ventilatoren inmiddels op volle toeren draaien om de rook af te voeren.’
Altijd energie
De tunnelbuis zelf bevat zo’n 10% van de installaties, 40% bevindt zich in de dienstgang en de resterende 50% in de dienstgebouwen op de tunnel. Mante: ‘Daarin zit zowel een netstroomvoorziening als een noodstroomvoorziening. En om het dipje te overbruggen tussen het uitschakelen van de een en het aanslaan van de ander, hebben we ook nog een ‘no-break’ of Uninterruptible Power Supply zodat er altijd stroom is. In het dienstgebouw is ook de aansluiting met de verkeerscentrale, vanwaar we met camera’s en detectiesystemen het reilen en zeilen in de tunnel zien.’
Dit is de zesde aflevering in een serie over het ontwerp van de tunnel in de A10 Zuid en over de technieken en de uitdagingen die daarbij komen kijken. Aflevering 1 ging over voorbereidingen achter de schermen, aflevering 2 over het ruimtegebrek bij de tunnelbouw, aflevering 3 over het opschuiven van de A10 Zuid, aflevering 4 over het bereikbaar houden van station Amsterdam Zuid tijdens de bouw en aflevering 5 over grondkeringstechnieken.